Het is ’s ochtends vroeg. Althans voor mij. In Malawi is
7.15 a.m. helemaal niet vroeg, maar ik ben nog geen uur wakker.
We zitten in de kapel van het ziekenhuis, die eigenlijk de
wachtkamer van de polikliniek is, en al deels gevuld is met patiënten. Betonnen
bankjes afgewerkt met planken. Als de dokter word ik geacht vooraan te komen
zitten dus daar zit ik, op m’n vaste stek. Het is een half open ruimte met
bakstenen muren. In de achtermuur is hier en daar een baksteen weggelaten bij
wijze van raampje. Achter deze vierkantjes kraait een haan en lopen enkele
vrouwen met bossen hout op hun hoofd.
De vaste dienst bestaat vandaag uit een half uur liedjes
zingen, en wordt geleid door een medewerker van het ziekenhuis. Hij is een oude
man, een agogo, met nog maar een paar
tanden in zijn mond. In het ziekenhuis is hij werkzaam in de linnenkamer. Waar
je hem later op de dag in een rafelig uniform tegenkomt, heeft hij ’s ochtends
altijd zijn beste pak aan. Keurig met stropdas en al, moedigt hij de mensen in
de lokale taal aan om te zingen en de dag vol energie te beginnen. Veel meer
versta ik er ook niet van want daar houdt mijn Chichewa op. Vandaag zingen we
eerst samen en daarna mogen er mensen voordragen.
Wat nerveus lachend komt er een groepje van 6 mensen naar
voren. Een van hen draagt een gitaar om zijn nek. Hij is een clinical officer en ik stond gisteren
nog met hem te opereren. Dan nog twee mensen van het management; de accounts
assistent en ook de coördinatrice van het HIV/AIDS – programma zitten in het
koortje. Verder de fysiotherapeut van het ziekenhuis en een student van ons nursing college, en tot slot één van de hospital attendants, een soort
ziekenhuiscongiërge. De gitaarman slaat een akkoord aan en ieder pakt zijn
eigen stem op. Dan beginnen ze een loepzuiver 6-stemmig lied. Het is eigenlijk
niet erg dat ik niet weet waar het over gaat (het valt wel te raden want
geregeld komt er een Yesu voorbij…),
want zo komen de klanken nog beter over. Onwillekeurig trekt er kippenvel over
m’n armen op deze al behoorlijk warme ochtend. Een betonnen hok, plotseling
gevuld met zoveel sfeer. De vierkantjes in de muur met daarachter de
Malawiaanse morgen en de Bougainville die prachtig paars bloeit. En heel
dichtbij, in m’n eigen buik, instemmend geroffel en getrappel.
Ik kijk op naar het koortje en zie ze allemaal vrolijk
lachend zingen. Het is zo’n mooi beeld, omdat het zo’n gelukkig beeld is.
Laatst las ik een stuk van een 90-jarige wijsgeer die vertelde over de Soefi theorie uit India, volgens welke
geluk enkel kan voortkomen uit drie dingen; liefde, schoonheid en harmonie. Naast
dat dit hier wonderschoon is, is het ook zeker harmonieus, letterlijk en
figuurlijk. Wat ook zo bijzonder is, bedenk ik me luisterend, is de samenstelling
van het koor. De prominente rol van de basstem van de ziekenhuisconciërge in
het koor is prachtig. Het doet er niet toe dat het zijn werk is om tijdens
vergaderingen Fantaflesjes open te maken. Hier leidt hij de managers.
Dat dat hier kan verwondert me en maakt me blij. In
Nederland moeten we eerst Hasselbramen eten voordat de burgemeester een dansje
maakt met de bakkersvrouw (cf. Pluk van de Petteflet). De Malawianen zien
elkaar, zonder oordeel, als een compleet en gelijkwaardig medemens.
Zo zingen ze lachend enkele liedjes, totdat de hele kapel
zachtjes meeneuriet of zingt. Wat een geweldige manier om je dag te beginnen.
Eef.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten